Vanaf het moment dat ik haar leerde kennen, had mijn vriendin K. wat ik noem een ‘grote mensen inrichting’. Of het nou haar studentenkamer was of later een op zichzelf weinig aantrekkelijke jaren dertig flat, ze wist het altijd in te richten alsof ze die serieuze baan met dito salaris in the pocket had en daarmee dus ook haar volwassen interieur.
Hoewel haar smaak niet die van mij was, had ik wel bewondering voor de mate van volmaaktheid van haar inrichting. Mijn huis is altijd in ontwikkeling en een voorkeur voor bij het grofvuil gevonden stoelen of vogelkooien klinkt wellicht zeer industrieel, maar heeft in de praktijk toch vaak ook iets te studentikoos.
Grote mensen huis
Toen kwam dat grote mensen huis. Dat eengezinshuis dat echtgenoot en ik alweer tien jaar geleden samen kochten, na 2,5 jaar vierhoog antikraak met kind te hebben gewoond. Met vier slaapkamers en een heuse zolder met werkkamer. Ik zou niet zoals vriendin N. de boel laten overnemen door mijn kinderen en eindigen tussen het ontplofte speelgoed en ik ging ook geen schommels ophangen midden in mijn woonkamer. Hier zou serieus gewoond worden!
We kochten een bank en een vloerkleed, en aangezien de oudste de godganse dag met pannen in de weer was, ook maar een plastic keukentje voor in de kinderhoek. Kind twee kwam en daarmee de noodzaak van een box in de zitkamer. En een aparte kast voor het alsmaar groeiende kinderspeelgoed bleek ook handig. Weer twee jaar later diende kind drie zich aan en moest mijn kleding- en schoenenkamer plaats maken voor een derde kinderkamer. Kortom, naarmate het kinderaantal steeg, daalde de grote mensen factor van ons huis.
Niet Scandinavisch wit, maar kaal wit
In een poging tot styling, kreeg de oudste een behang met kleurrijke vissen, wat na drie dagen van de muur afrolde; het papier bleek te dun om te blijven kleven. ‘Dan maar een kleurtje’ riepen wij in koor. Echtgenoot verfde de muren in de jongenskamer donkerblauw en ik ging creatief aan de slag met een plaatje; onze oudste heeft trouwhartig tot zijn tiende tegen een Sharky’s piratenschip aangekeken. Daarna werd alles wit. Niet Scandinavisch wit, maar kaal wit, met her en der een zwarte veeg van kinderschoen of hand.
Middelste kan geen afstand doen van dingen
En daar waar ik ooit een beeld had van ouderwetse schoolplaten aan de muur, met een retro schoolbankje en bijpassende legerkist eronder, bestaan de kinderkamers voornamelijk uit kast en bed, met bij de oudste inmiddels een televisie en Xbox. De muren zijn nog steeds akelig kaal, ook al heeft de oudste mij onlangs verteld dat hij met zijn vader alle gebruikte onderdelen van zijn stuntstep carrière op gaat hangen. Ik wacht het rustig af en probeer ondertussen de middelste te overtuigen van het feit dat een steigerhouten hoogslaper in zijn kamer van zo’n 10 vierkante meter best krap is en dat een laag bed de mogelijkheid biedt tot een heus eigen bureau. Maar middelste kan geen afstand doen van dingen, en onder zijn huidige bed is dan wel geen ruimte voor een bureau, er is wel genoeg plek voor 35 knuffels.
Roze is veel te meisjesachtig
Wellicht dat ik bij mijn dochter van zes meer kans maak. Zij is vaak genoeg druk bezig haar kamer ‘gezellig’ te maken, waarbij ze het uitgangspunt hanteert dat uit het zicht, opgeruimd is. En ze wil graag een nieuwe inrichting, want roze is veel te meisjesachtig. ‘Waar denk je dan aan?’ vroeg ik gisteren geïnteresseerd. ‘Ik wil een zwarte muur, mama. Met gele bliksemflitsen, oranje vuurballen en in 3D letters mijn naam met daarbij ‘super cool’ geschreven.’
Het laatste woord is er nog niet over gezegd.
Deze blog is ook gepubliceerd bij De Mama Company | uitgelichte afbeelding van Shutterstock.com
Leave A Reply